Grote mismatch in de techniek: 5 oplossingen om toch een match te maken

In dit blog: Hoe je in arbeidsmarktcijfers de mismatch tussen vraag en aanbod in de techniek terugziet en wat we eraan kunnen doen! Geschreven door Lars Damen.

Vraag naar technici

De techniek is één van de sectoren die al decennia een krapte laat zien op de arbeidsmarkt. Echter wanneer we alleen zouden afgaan op de huidige spanning is deze zeer krap (5,42), maar niet erger dan veel andere sectoren (zie tabel 1, bron UWV).

Beroepsklasse Openstaande vacatures 4e kwartaal 2022 Werkzoekenden zonder dienstverband Totaal werkzoekenden

 

Spanning
Agrarische beroepen 3.900 11.578 16.956 Krap (1,64)
Bedrijfseconomische en administratieve beroepen 85.300 86.969 129.045 Zeer Krap (5,43)
Commerciële beroepen 47.500 55.798 79.349 Zeer krap (6,12)
Creatieve en taalkundige beroepen 4.350 12.550 17.203 Krap (2,00)
Dienstverlenende beroepen 35.500 83.509 106.653 Zeer krap (6,35)
ICT beroepen 28.000 10.137 15.036 Zeer krap (14,89)
Managers 31.600 20.144 31.623 Zeer krap (4,54)
Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen 9.000 9.566 13.616 Zeer krap (5,77)
Pedagogische beroepen 15.250 20.092 29.087 Zeer krap (5,13)
Technische beroepen 78.750 145.908 198.640 Zeer krap (5,42)
Transport en logistiek beroepen 36.200 54.515 77.162 Zeer krap (5,16)
Zorg en welzijn beroepen 43.600 47.785 68.314 Zeer krap (5,99)

Tabel 1: aantal vacatures, werkzoekenden en spanning op de arbeidsmarkt per beroepsklasse (bron UWV)

Op basis van deze cijfers zou de krapte in 10 van de bovenstaande beroepsklassen weggestreept kunnen worden, als elk mens op elk aanbod zou passen. Alleen in de beroepsklasse ICT-beroepen en Managers zijn er minder werkzoekenden dan vacatures. Helaas kan dit wegstrepen niet, omdat hetgeen bedrijven vragen nooit helemaal goed aansluit op het aanbod van wat mensen te bieden hebben.

Wanneer er andere kennis, vaardigheden worden gevraagd dan dat er worden aangeboden spreken we van een kwalitatieve mismatch. Dit speelt vooral in de techniek: veel technische bedrijven hebben het extreem lastig om voldoende gekwalificeerde medewerkers te vinden.

Daarom is het interessant om wat dieper in de cijfers te duiken om te kijken hoe dat komt.

Aanbod van mensen die in de techniek willen werken

Tegenover de vraag staat een bepaald aanbod. In totaal zijn er 198.640 mensen werkzoekend in de techniek (zie tabel 1), waarvan 145.908 geen dienstverband hebben. Dit wil zeggen dat ongeveer 50.000 mensen wel een dienstverband hebben maar toch op zoek zijn naar ander werk.

Met name op het lager onderwijsniveau is het aanbod groot met 117.640 mensen die in een beroep in de techniek willen werken. Op beroepsniveau 2 is het aanbod 65.824. Op beroepsniveau 3 is het aanbod 8.595 en op beroepsniveau 4: 6.617. Daarmee is er binnen de techniek vooral aanbod op beroepsniveau 1 en 2 en slechts beperkt aanbod op niveau 3 en 4.

Waar gaat het mis-match?

Wat opvalt is het grote aanbod op beroepsklasse niveau 1 en de zeer beperkte vraag op dit beroepsniveau (zie tabel 2). Ruim 117.000 mensen op 5.750 vacatures.

ISCO beroepsklasse Duiding NL-onderwijs stelsel Vraag Aanbod
Totale vraag beroepsklasse 1 Lager onderwijs 5.750 117.604
Totale vraag beroepsklasse 2 Lager of middelbaar onderwijs 47.850 65.824
Totale vraag beroepsklasse 3 Middelbaar of hoger onderwijs 11.700 8.595
Totale vraag beroepsklasse 4 Hoger of wetenschappelijk onderwijs 12.500 6.617
77.800 198.640

Tabel 2: Vraag en aanbod naar beroepsklasse niveau in de techniek

Dit wil zeggen dat er veel mensen zijn die aan hebben gegeven te willen werken in de techniek maar geen beroepsopleiding hebben gevolgd. Op beroepsniveau 2 is de vraag groter en ligt het aanbod hier dichter in de buurt. Dit gaat om functies op mbo-niveau van 2 tot 4. De diversiteit van functies en daarmee ook de diversiteit aan talent in deze groep is groot. Omdat er een beroepsopleiding voor gevolgd moet worden, zijn vaardigheden op beroepsniveau 2 veel specifieker dan bij beroepsniveau 1. Een lasser heeft totaal andere vaardigheden nodig dan een schilder of een elektricien terwijl deze bij beroepsniveau 1 alle drie in dezelfde beroepsklasse worden ingedeeld en hetzelfde beroepsniveau.

Op beroepsklasse niveau 3 en 4 is de arbeidsmarkt wel krap maar gaat het om veel minder mensen en vacatures.

Openstaande vacatures

Wanneer we gaan kijken naar de openstaande vacatures binnen de techniek is er een breed scala aan beroepen waarin duizenden vacatures uitstaan. Zo is er erg veel vraag naar machinemonteurs, elektriciens, ingenieurs, technici bouwkunde en natuur, de complete lijst met het aantal vacatures is te zien in tabel 3.

Beroepsgroep Beroepsklasse Vacatures
Machine monteurs 2 10.750
Elektriciens 2 7.650
Ingenieurs 4 7.100
Technici bouwkunde en natuur 3 7.100
Hulpkrachten bouw en industrie 1 5.750
Productiemachine bedieners 2 4.700
Timmerlieden 2 4.100
Productieleiders industrie en bouw 3 4.050
Elektrotechnisch ingenieurs 4 3.400
Loodgieters en pijpfitters 2 2.950
Automonteurs 2 2.850
Metaalbewerkers en constructiewerkers 2 2.800
Bouwarbeiders afbouw 2 2.500
Assemblagemedewerkers 2 1.850
Schilders en metaalspuiters 2 1.850
Bouwarbeiders ruwbouw 2 1.800
Lassers en plaatwerkers 2 1.700
Productcontroleurs 2 1.600
Biologen en natuurwetenschappers 4 1.050
Architecten 4 950
Meubelmakers, kleermakers en stoffeerders 2 750
Procesoperators 3 550
Medewerkers drukkerij 2 500

Tabel 3: aantal vacatures per beroepsgroep in de techniek

Opvallend veel beroepen zitten in beroepsklasse 2.

Wat zijn de oplossingen?

Ondanks dat er erg veel vacatures zijn, staan er ook nog heel veel mensen aan de kant. Het is niet gemakkelijk maar er zijn wel degelijk maatregelen om vraag en aanbod dichter bij elkaar te brengen. Wij hebben 5 oplossingen gevonden die direct kunnen worden toegepast.

Oplossing 1: Job carving

Met name op beroepsniveau 1, is er een hele grote groep onbenut arbeidspotentieel in de techniek. Meer dan 100.000 mensen geven aan bereid te zijn om te werken in de techniek. Het werk sluit alleen niet aan op de ontwikkeling van hun competenties.

Een oplossing is dus het werk dusdanig anders in te richten om tot een andere verdeling van werk te komen. De vraag vanuit technische bedrijven centreert zich rond beroepsklasse niveau 2. Dus als eenvoudigere taken worden weggehaald bij de tot vakman opgeleiden en deze worden gebundeld in een nieuwe functie, dan kunnen meer mensen in aanmerking komen voor dit werk. Mensen kunnen op hun competenties worden geselecteerd op deze vacatures in plaats van op diploma of ervaring. De selectie op skills is volop in ontwikkeling. Sommige werkgevers durven zelfs Open Hiring aan, waarbij een werknemer zonder enige selectie kan proberen of bepaald werk bij hem/haar past.

Dit zijn manieren om de veelgevraagde startkwalificatie die veel technische te ontwijken. Door dit soort instrumenten in te zetten kunnen meer mensen instromen in het bedrijf en zich daar verder ontwikkelen.

Oplossing 2: Learning on the job

Een groot deel van de mensen op beroepsniveau 1 leert gemakkelijker door te doen dan vanuit een boek. Was dit wel zo dan was de kans groter geweest dat mensen langer in het schoolsysteem waren gebleven. Leren door te doen is voor deze groep vaker geschikt. Natuurlijk zijn opleidingen al vaak zo ingericht. Ook trajecten bij leer-werkbedrijven zijn vaak zo ingericht. Bedrijven maken hier al gebruik van, maar dit zou nog veel meer kunnen. Learning on the job kan beginnen met vegen van de werkplaats…vervolgens leer je assemblage werkzaamheden uit te voeren…je groeit door en mag eenvoudige laswerkzaamheden doen…etc. Vaardigheden kunnen vervolgens ook gecertificeerd worden nadat deze in de beroepspraktijk zijn aangeleerd. Het onderwijs kan hierbij een belangrijke rol spelen. Door middel van leermeester-gezelafspraken in bedrijven kan dit een verdere vlucht krijgen.

Oplossing 3: Laagdrempelige bijscholing (modulair)

De groep met beroepsniveau 1 heeft slechts een beperkte opleiding genoten. Waarschijnlijk heeft deze doelgroep al jaren geen opleiding/ cursus of andere vorm van bijscholing gevolgd. Stapsgewijs bijscholen in de vorm van losse modules/ certificaten is laagdrempeliger en vaker geschikt. Het behalen van kleinere stappen kan het vertrouwen van deze groep in zichzelf laten groeien waardoor men meer zin krijgt in leren. In combinatie met goede begeleiding kan dit ertoe leiden dat deze groep in staat wordt gesteld complexere vaardigheden aan te leren. In een aantal gevallen is het dan zelfs mogelijk deze groep bij te scholen tot mbo-niveau 2 (of hoger) en daarmee de startkwalificatie te laten behalen. Wat de arbeidsmarktpositie van deze doelgroep significant verbetert. Dit zien we ook terug in de cijfers hierboven. De discrepantie tussen vraag en aanbod op beroepsklasse niveau 2 niveau is veel lager dan op niveau 1. De kans dat deze groep werkzoekend is, is veel kleiner.

Oplossing 4: Zij-instroom

Omdat er wel aanbod is op niveau 2, maar deze waarschijnlijk kwalitatief niet aansluit op de vraag… even uitgesloten dat er altijd mensen zijn die tijdelijk werkloos zijn omdat ze wisselen van baan (zogenaamde frictiewerkloosheid) …is zij-instroom één van de opties om arbeidsplaatsen ingevuld te krijgen. Wel moet bij deze groep de kanttekening worden gemaakt dat de diversiteit aan banen en talenten binnen deze groep groot is hetgeen de mismatch ingewikkelder maakt. Binnen de techniek zijn heel veel soorten beroepen, die soms nauwelijks raakvlakken met elkaar hebben. Daarnaast zitten in het aanbod waarschijnlijk meer mensen met een mbo-niveau 2 opleiding, waar het bedrijfsleven in de techniek doorgaans meer vacatures heeft op mbo-niveau 3 of 4.

Oplossing 5: Inclusieve technologie

In de techniek heeft verdere automatisering en digitalisering de vraag naar mbo-niveau 3 en 4 opgeleiden doen stijgen in het verleden. Door deze automatisering en digitalisering werd eenvoudig werk vervangen door machines, maar moesten medewerkers complexere technische installaties aansturen en onderhouden. Toch biedt technologie ook steeds meer kansen om het werk eenvoudiger te maken. Technologie die kan worden ingezet om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te ondersteunen waardoor zij het werk kunnen doen, wordt ook wel inclusieve technologie genoemd. De ontwikkelingen in deze technologie gaan snel. Medewerkers kunnen bijvoorbeeld door AR/VR brillen door een proces heen worden geholpen of ondersteund worden door robots waarmee het veilig is om samen te werken (cobots).

Conclusie

De zeer krappe arbeidsmarkt voor de techniek komt voort uit een mismatch van vraag en aanbod. Er zijn veel meer werkzoekenden die in de techniek zouden willen werken, dan mogelijk gedacht. Zij passen echter (nog) niet op de aanwezige vacatures. Er zijn namelijk vooral veel laagopgeleiden (beroepsklasse 1) beschikbaar.

Dat betekent dat er maatwerk moet worden verricht in termen van oplossingen die passen bij deze doelgroep en die de mismatch naar de vacatures oplossen. Genoemde oplossingsrichtingen zijn: jobcarving, learning on the job, laagdrempelige (bij)scholing, zij-instroom en inclusieve technologie.

Wise up heeft ervaring met allerlei projecten gerelateerd aan deze oplossingsrichtingen. Wil hier meer over weten? Neem dan contact met ons op.

Wise up Consultancy heeft een whitepaper geschreven met trends en aanbevelingen om de krapte op de arbeidsmarkt tegen te gaan op strategisch niveau. Mocht je benieuwd zijn en meer willen lezen over de strategische draaiknoppen, klik dan hieronder:

 

De energietransitie als kans voor leren en werken

6 tips om van de energietransitie een kans te maken voor je regionale arbeidsmarkt

De energietransitie is één van de belangrijkste transities, die effect gaan hebben op de regionale arbeidsmarkt de komende decennia. Een CO2 reductie van 49% in 2030 is zeer ambitieus en vraagt al op de hele korte termijn om concrete regionale acties. Netto gezien neemt de werkgelegenheid fors toe door alle noodzakelijke maatregelen die hiervoor getroffen dienen te worden bij de vijf sectortafels van het klimaatakkoord[1]: het opwekken van duurzame energie, het verduurzamen van de gebouwde omgeving, het elektrificeren van mobiliteit, het circulair maken van de industrie en het herinrichten van landschappen en landbouw. Bovendien wordt de regio een steeds belangrijker speelveld gezien de trend van decentralisering in de energiewereld. Steeds meer regio’s erkennen dit belang ook. Zo organiseert de regio Noordoost-Brabant op 3 oktober de bijeenkomst ‘Talent voor de energietransitie’.

Op basis van voorspellende rekenmodellen in de frictie analyse van PBL en ROA[2], kan de schatting gemaakt worden dat er honderdduizenden banen extra bijkomen in Nederland. Het betreft een breed spectrum aan sectoren, beroepen en competenties; kansen van praktisch tot hoogopgeleid; veel technologisch, maar ook planologisch en sociaal. Het is daarom waardevol om de energietransitie binnen het onderwijs- en arbeidsmarktbeleid te positioneren als zeer kansrijk. Met actief en slim onderwijs- en arbeidsmarktbeleid kan een regio toekomstbestendig worden en (economische) kansen optimaal benutten.

De energietransitie en de arbeidsmarkt zijn een krachtige en duurzame brandstof voor elkaar als ze tijdig aan elkaar worden voorgesteld, samen met elkaar op kunnen trekken en de ruimte krijgen om met elkaar te mogen experimenteren. Hier volgen zes tips voor regio’s met praktische oplossingen, concrete en haalbare acties op korte en middellange termijn, waarmee als arbeidsmarktregio tijdig en kansrijk ingespeeld kan worden op de energietransitie.

  1. Een challenge of game ontwikkelen met regionale partners waarmee bewustwording m.b.t. de energietransitie en de toekomstige banen gecreëerd wordt

Gamificatie is zeker niet nieuw als concept, maar is bewezen effectief als het gaat om het enthousiasmeren van jongeren en hen te helpen bij het maken van keuzes. Met behulp van gamificatie kan je op speelse wijze laten zien dat de energietransitie super gaaf is om aan te werken. Tevens kan de maatschappelijke en ecologische impact beleefd worden, waardoor er ook echt een gevoel van betrokkenheid bij kan ontstaan. Sla daarom de handen ineen met regionale overheden, onderwijsinstellingen en bedrijven en maak een game of challenge die gekoppeld is aan instroom opleidingen en loopbaan oriëntatie. Laat bijvoorbeeld de gamer zelf bepalen hoe hij of zij een wijk van het gas af zou halen en duurzame energie zou opwekken, opslaan en transporteren in een wijk. De wijkgerichte aanpak[3] m.b.t. het van het gas afhalen van hele wijken en huizenblokken kan hier mooi bij aanhaken. De gamer dient te kiezen welke lokale organisaties ingeschakeld kunnen worden en welke vakmensen de klus het beste kunnen klaren. Beloon de gamer vervolgens met mooie video’s over hoe het werk er daadwerkelijk uitziet in de praktijk en wat de impact van de gemaakte keuzes is. Mede afgaande op de frictie analyse van PBL en ROA dienen de volgende beroepen zeker aan bod te komen: bouwvakkers, elektriciens en elektronicamonteurs, software- en applicatieontwikkelaars, elektrotechnisch ingenieurs, ingenieurs (geen elektrotechniek), architecten, projectleiders (evt. ook niet technisch), projectontwikkelaars en technische natuur- en bouwkundigen.

  1. Overheid, onderwijs en bedrijfsleven samen laten werken aan de energietransitie op een fysieke locatie (living lab/huis voor de energietransitie)

Ondanks dat we leven in een digitaal tijdperk kan de kracht van de fysieke ontmoeting nog steeds nauwelijks onderschat worden. Ontmoetingen zijn meestal leuk, kunnen zeer bijzonder zijn en in meer economische termen zelfs leiden tot kansen en rendement. Daarom kan een plek waar regionaal kennis en kunde samenkomt op het vlak van de energietransitie zo waardevol zijn. Zeker rondom de energieleveranciers en netbeheerders. Opwekking, opslag en distributie van energie zal namelijk steeds meer decentraal vorm krijgen. Regio’s dienen hiervoor zelfs een regionale energiestrategie (RES) uit te werken[4]. Bovendien kan de eerder genoemde wijkgerichte aanpak een mooie cockpit krijgen op deze locatie. Samen leren, ondernemen en innoveren met overheid, onderwijs en bedrijven uit de (machine)bouw, installatie- en IT sector op een plek met living lab faciliteiten voor leerlingen, studenten, docenten, onderzoekers, werknemers en ondernemers lijkt hierdoor zeer kansrijk. Een dergelijke plek zal een broedplaats voor learning communities kunnen worden.

  1. Modulair onderwijs voor de energietransitie ontwikkelen

Het is voor het reguliere onderwijs steeds lastiger om alle technologische innovaties bij te houden en in het curriculum van opleidingen te kunnen verwerken. Als de doorlooptijd voorbij is staat er namelijk alweer een nieuwe innovatie op de stoep. Bovendien kost het een hoop geld om technische apparatuur en kennis up to date te houden. De vroegere bedrijfsschool was in dat kader nog helemaal niet zo verkeerd. Het antwoord dat in deze tijd gegeven wordt is flexibel en modulair onderwijs dat door onderwijsinstellingen in samenwerking met en ook bij bedrijven ontwikkeld wordt. De energietransitie is bij uitstek geschikt voor modulair onderwijs gezien de diverse werkgebieden die samenkomen en waarbij juist op de snijvlakken veel innovaties plaatsvinden: duurzame installatietechnieken en elektrificatie van apparaten en werktuigen. Met modulair onderwijs vergroot je de aantrekkingskracht van het onderwijs met betrekking tot nieuwe instroom en bied je tegelijkertijd een instrument waarmee leven lang ontwikkelen in de voor de energietransitie relevante sectoren een impuls kan krijgen voor het zittend personeel alsook zij-instromers. Vanuit de overheid is er een regeling die flexibel onderwijs subsidieert: Subsidieregeling flexibilisering MBO[5].

  1. Zet sociale innovatie in voor de energietransitie

Naast de kwantitatieve impact die de energietransitie op de arbeidsmarkt gaat hebben is de kwalitatieve impact minstens even groot. Door technologische innovatie, de toename van ICT toepassingen in veel banen en de integratie van diverse vakgebieden (binnen bijvoorbeeld de installatiebranche) stijgt het algehele gevraagde kennisniveau. Bovendien zullen er door de snelle technologische ontwikkelingen (te denken aan robotisering en kunstmatige intelligentie) ook banen in rap tempo verdwijnen. Dit brengt voor ondernemers met personeelsschaarste kansen met zich mee, echter voor werknemers betekent dit onzekerheid. Onzekerheid over hun toegevoegde waarde en functionele rol in de toekomst. Sociale innovatie helpt hierbij door bewustwording te creëren, attitudes te beïnvloeden en meer acceptatie bij toekomstige veranderingen te krijgen. Laat bijvoorbeeld tijdig zien welke kansen er ontstaan voor het personeel en hoe zij zich hier op voor kunnen bereiden door bijvoorbeeld nu al specifieke opleidingsmodules te gaan volgen. Door sociale innovatie als onmisbaar element in de strategische HRM toolkit op te nemen kunnen organisaties wendbaar worden en hiermee de voordelen van technologische innovatie beter benutten en algehele organisatie ontwikkeling zelfs in een hogere versnelling krijgen. Voor de provincie Gelderland is sociale innovatie een belangrijk speerpunt in haar onderwijs en arbeidsmarkt beleid. De provincie Gelderland heeft namelijk een aparte regeling om sociale innovatie binnen het MKB te ondersteunen[6].

  1. Banen creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt

De energietransitie gaat om hele concrete uitdagingen in een complex speelveld. De uitdagingen op de korte en middellange termijn zijn het grootst bij de sectortafels Elektriciteit en de Gebouwde Omgeving. Het is ondertussen wel zo’n beetje duidelijk wat er allemaal precies moet gaan gebeuren. Grofweg gezegd: het isoleren en verduurzamen van panden, het maken en installeren van energieopwekkende systemen en het bouwen en aanleggen van een nieuwe decentrale energie infrastructuur met daarbij behorende energie installaties. Door tijdig de HR instrumenten strategische personeelsplanning en job carving in te zetten kunnen bepaalde eenvoudige en repetitieve taken die ontstaan (te denken aan het leggen en doortrekken van kabels en allerhande plug en play werkzaamheden) gebundeld worden in banen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het is aan te bevelen dat (lokale) overheden zorgen voor experimenteerruimte op dit vlak om e.e.a. extra te stimuleren.

  1. Omarm het smart cities gedachtegoed

Energie is één van de domeinen van een zogenaamde ‘smart city’[7]. Een slimme stad is een stad waarbij informatietechnologie en het internet der dingen gebruikt worden om de stad te beheren en te besturen. De energietransitie heeft als gevolg dat er op lokaal niveau marktplaatsen ontstaan waar vraag en aanbod in duurzame energie bij elkaar komt en als het waren verhandeld wordt. Er komen datawetenschappen bij aan te pas om deze ‘platformisering’ aan te sturen en in goede banen te leiden. Dezelfde datawetenschappen worden ingezet om de industrie meer circulair te maken, informatie te beveiligen, de gemeenschap te dienen, gezondheidszorg te versterken en mobiliteit te verduurzamen. Dit vraagt om een integrale benadering en aanpak, zodat de inzet van data en informatietechnologie optimaal haar vruchten afwerpt in de stad en regio. Bovendien ontstaan hier mooie kansen voor praktische en theoretisch opgeleide ICT’ers om een directe bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de eigen stad.

Samenvattend gezegd loont het om voor de energietransitie:

Ø Via gamificatie nieuw talent aan te boren voor de energietransitie

Ø Learning communities in samenwerking met de 3 O’s vorm te geven op een fysieke plek

Ø Modulair onderwijs te ontwikkelen voor zittend personeel en zij-instromers

Ø Sociale innovatie in te zetten om het maximale uit technologische innovatie te halen

Ø Banen te creëren met het oog op een inclusieve arbeidsmarkt

Ø Het smart cities gedachtegoed te omarmen

Krijg inzicht in de impact van de energietransitie op de arbeidsmarkt en het onderwijs.

 

 

[1] https://www.klimaatakkoord.nl/klimaatakkoord/sectortafels

[2] https://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/pbl-2019-frictie-op-de-arbeidsmarkt-door-de-energietransitie-3438.pdf

[3] https://www.klimaatakkoord.nl/documenten/publicaties/2019/01/08/achtergrondnotitie-gebouwde-omgeving-wijkgerichte-aanpak

[4] https://regionale-energiestrategie.nl

[5] https://levenlangontwikkelen.nl/nieuws/subsidieregeling-flexibel-mbo-in-de-maak/

[6] https://www.gelderland.nl/Sociale-innovatie

[7] https://nl.wikipedia.org/wiki/Slimme_stad


Wise up houdt zich bezig met de energietransitie en projecten op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt.

 

Op het snijvlak van onderwijs en arbeidsmarkt

Lars Damen, consultant bij Wise up, werkt voor Regio West-Brabant in de rol van Human Capital Coördinator Topsectoren. Vanuit die rol schreef hij de blog: “Omarm innovatie en creëer vooruitgang door samen te werken” voor de nieuwsbrief van West-Brabant werkt aan morgen. 

Knipsel

Technische innovaties als geautomatiseerde warehousing, robotisering en smart farming bieden veel mogelijkheden voor de West-Brabantse topsectoren logistiek, techniek en Agrofood. Maar deze veranderingen leiden ook tot vragen en knelpunten. Betere aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven zorgt ervoor dat werkgevers, bestaande werknemers en studenten optimaal profiteren van de nieuwe mogelijkheden en dat iedere werknemer inzetbaar is waar het er echt toe doet.

Als Human Capital Coördinator breng ik mensen samen. Dat netwerken vind ik ontzettend leuk om te doen. Maar ik geloof ook sterk dat deze samenwerking vooruitgang brengt. Mijn uitgangspunt is de vraagkant vanuit het bedrijfsleven. Door technologische ontwikkelingen zoeken werkgevers in de topsectoren andere competenties in medewerkers. Anderzijds zie ik ook dat veel bedrijven nog niet optimaal gebruik maken van nieuwe technieken die beschikbaar zijn. Een goede aansluiting van onderwijs en bedrijfsleven kan in beide gevallen helpen. De relatie tussen bedrijfsleven en onderwijs kan op allerlei manieren vorm krijgen, maar ik licht er graag drie uit:

Samen Innoveren
Met name de crossovers richting techniek zijn interessant om actief op in te zetten. Denk aan precisielandbouw, slimme logistiek en verdere automatisering en robotisering in de techniek en industrie. Een voorbeeld is een tuinder die planten kweekt die naar Spanje gaan om daar de vruchten te plukken. Het verpotten van de stekjes is delicaat werk dat veelal nog handmatig wordt gedaan. De tuinder heeft al een machine die dit werk kan overnemen, maar die vervangt op dit moment slechts drie werknemers. De technologie is er wel en dan kan het snel gaan. Deze case biedt kansen: studenten zouden zich over dit vraagstuk kunnen buigen om te kijken met welke technische instellingen of aanpassing aan het proces de inzet van de machine optimaal kunnen krijgen. Fijn voor het bedrijf én voor het onderwijs.

Samen Leren
Door innovatie en ontwikkelsnelheden worden in rap tempo andere competenties gevraagd. Deze moeten worden aangeleerd door studenten en leerlingen, maar ook door werknemers. Zij kunnen vaker samen van elkaar leren! Een mooi voorbeeld is een skills lab dat in de regio wordt opgezet op het gebied van gerobotiseerd lassen. Bedrijven kunnen de techniek ontdekken en medewerkers trainen. Daarnaast worden ook studenten opgeleid met deze nieuwe techniek. Een dubbele win-win. Dit soort voorbeelden zouden we graag nog meer zien, naast het gebruik van praktijkruimten op scholen en bij bedrijven.

Echt samenwerken!
Er is behoefte aan hernieuwde vormen van samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs. De ontwikkelingen binnen het bedrijfsleven gaan enorm snel. Die zijn voor het onderwijs alleen niet bij te houden. Dit vraagt een andere manier van samenwerken. De rol van het onderwijs verandert van een leverancier van talent naar vormgevers van of misschien wel coaches in ontwikkel- en leertrajecten. De kennis aanwezig binnen het bedrijfsleven wordt steeds belangrijker en daarmee wordt de rol van kennisdeler in het onderwijs van groter belang en is een intensievere samenwerking gewenst. Om dit systeem duurzaam te maken moeten dat de bedrijven die een intensievere relatie aangaan met het onderwijs een hogere return of investment gaan ervaren. Ze krijgen dan meer mogelijkheden om talent aan zich te binden. Hiervoor is gezamenlijke inzet nodig.

Waarde
Er wordt soms wat wantrouwend gekeken naar innovatie. Verandering leidt er immers toe dat sommige banen drastisch veranderen of verdwijnen. Aan de andere kant wordt Nederland steeds beter opgeleid. Mijn overtuiging is dat innovatie er uiteindelijk toe leidt dat mensen terecht komen op de plekken waar ze er echt toe doen. Soms zal dat doorstroom naar andere sectoren betekenen. In elk geval komt bij bedrijven meer ruimte voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal. Zo heeft iedere werknemer meer waarde voor de werkgever. Onderwijs speelt daarin een wezenlijke rol. Een betere aansluiting van onderwijs en bedrijfsleven zorgt ervoor dat de topsectoren van toegevoegde waarde blijven aan de economie in de regio. Daar gaan we samen aan werken!

Ontdek de belangrijkste trends tot 2030 op het gebied van arbeidsmarkt, onderwijs en economie

 

5 arbeidsmarkttrends waardoor het onderwijs hard nodig is

Blog Lars Damen  

Mijn generatie krijgt nog weleens dingen te horen als: “Wij werkten al vanaf ons 16e”, “Vroeger gingen we na de middelbare school gewoon aan het werk”, “Ben je niet een keer uitgeleerd”. 

Er is veel veranderd en laten we er alsjeblieft geen waardeoordeel aan hangen. Vroeg had je redelijke arbeidsmarktpositie als je vanuit de middelbare school direct aan het werk ging. Maar die tijden zijn voorbij. Een opleiding is een voorwaarde geworden om voldoende kansen te hebben op de arbeidsmarkt.

Een open-deur-voorspelling voor velen: “de rol van onderwijs wordt alleen maar belangrijker”. Een Leven Lang Leren is een veelgehoorde term. Helaas vindt dit slechts mondjesmaat plaats. Dit terwijl de rol van het onderwijs nog veel belangrijker zou moeten zijn. Hieronder de belangrijkste arbeidsmarkttrends met een hunkering naar meer onderwijs:

1. Banen verdwijnen en andere banen ontstaan

Banen verdwijnen…. andere banen of werk ontstaan weer. Digitalisering is een belangrijke trend die van invloed is op allerlei sectoren en beroepen. Aan de ene kant zien we krimp, denk aan de ontslagen binnen de traditionele detailhandel, bij banken en een afname van het aantal administratieve functies. Aan de andere kant zien we groei van bijvoorbeeld banen in de sector vervoer en opslag (bron:  UWV[1]) . Helaas voor degene die dat graag zouden willen. Zelfs een keuze voor deze laatste sector biedt geen garanties. Denk aan de hoog geautomatiseerde distributiecentra en de zelfrijdende (vracht)auto waarmee geëxperimenteerd wordt.

De baan voor het leven bestaat niet meer en dit vraagt enorm veel van ons als medewerkers en arbeidskapitaal. We hebben onderwijs nodig om te kunnen switchen van professie, ons door te blijven ontwikkelen en interessant te blijven voor werkgevers. Onze omgeving innoveert, dus we moeten ook onszelf blijven vernieuwen.

2. Banen veranderen

We zien het ontstaan en verdwijnen van werkgelegenheid. Maar we zien ook grote veranderingen van beroepen. Techniek sluipt in steeds meer functies in. Een mooi voorbeeld vind ik de agrarische sector. Het beroep van de doorsnee boer/teler in de 21e eeuw lijkt geenszins meer op het beroep van 100 jaar geleden. We zien koeien die zichzelf melken, kassen die volledig worden aangestuurd vanuit computerprogramma’s en precisielandbouw met satellieten en drones. Boeren zijn professionals met een neus voor techniek, digitalisering en worden steeds meer informatieanalisten. Nog even en de landbouw en tuinbouw is zover gedigitaliseerd en gerobotiseerd dat niet veel afwijkt van het spelletje Farmville alleen met veel meer data, gegevens en techniek. Onderwijs, opleidingen en cursussen, zijn cruciaal om bijscholing aan te bieden en om medewerkers bij de tijd te houden!

3. Combinatieberoepen ontstaan

Deze categorie maakt mij heel blij. Want het biedt ons allemaal de mogelijkheid om onszelf te onderscheiden van anderen en interessante kennis- en vaardighedencombinaties te maken. Er zullen interessante combinaties ontstaat zoals energie-boer, energie-architect, zorgtechnicus, Logistic-gamer, et cetera. We moeten ons dus ook ontwikkelen buiten onze comfortzone. Dus misschien moet ik back-to-school en weer lessen scheikunde, natuurkunde en biologie gaan volgen? (bron: beroepenvanmorgen.nu)[2].

4. Toenemende behoefte aan hoger opgeleiden

Ik wil dat leerlingen meer stapelen zei minister Bussemaker nog recentelijk. Onze maatschappij professionaliseert. En dat geldt op elk niveau. Voor mij is het heel gebruikelijk om werk gerelateerde boeken te blijven lezen, cursussen en trainingen te volgen. Door mijn werkgever wordt dit ook nog eens gestimuleerd, gewaardeerd en ook betaald. Maar dit is niet voor iedereen het geval. Hier ontstaat een tweedeling. Wellicht een idee voor de politiek om te komen met een persoonsgebonden opleidingsbudget betaald uit een deel van de loonbelasting en ter beschikking komt van medewerkers om zich bij te scholen, om te scholen en op te scholen.

5. We moeten langer doorwerken

Dan is er een vijfde reden waarvoor we het onderwijs hard nodig hebben. We moeten langer doorwerken. Voor heel veel beroepen/werk is dat geen probleem. Echter voor sommige beroepen wel degelijk. Arbo wordt steeds serieuzer genomen en robotisering maakt veel beroepen lichter (denk maar aan iets zo basaal als een tillift in het ziekenhuis) maar er blijven beroepen die op termijn fysiek te zwaar zijn. Ook deze mensen moeten zich kunnen omscholen naar andere beroepen.

Conclusie

We leven in een snel veranderende wereld. Wat we nodig hebben is flexibilisering van ons arbeidskapitaal (en dan bedoel ik niet de contractvormen). Onderwijs is één van de belangrijkste instrumenten om het arbeidsmarktkapitaal te flexibiliseren.

We moeten meer mogelijkheden hebben onszelf te vernieuwen, aan te passen, te herscholen, bijscholen, omscholen en om onszelf naar een hoger niveau te tillen. Momenteel is het vaak niet mogelijk een opleiding te volgen wanneer je “in-beween-jobs” zit. Ook een opleiding volgen tijdens je werk is voor veel mensen lastig of relatief onaantrekkelijk. Een leven lang leren moet binnen het onderwijs en opleidingen aantrekkelijker gemaakt worden en opleidingsinstituten moeten de ruimte krijgen van de politiek om dit te realiseren.

Meer cursussen, meer modulair stapelen, certificaten, e-learnings, coachingstrajecten, makkelijk losse vakken kunnen volgen aan onderwijsinstellingen en meer kenniscross-overs in opleidingen. Innovatie, ook vanuit het onderwijs. Vanuit mijn rol als projectleider van een opleiding die als doel heeft om crossovers te realiseren tussen verschillende opleidingen ben ik onderdeel van de innovaties binnen het onderwijs. Het vraagt veel van docenten, onderwijsontwikkelaars, andere onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven, overheden, samen zijn we aan zet maar het is deze innovatie waar onze kennisinfrastructuur sterker van wordt.

[1] https://www.werk.nl/xpsimage/wdo213568

[2] http://www.beroepenvanmorgen.nu/werkateliers/